Het afgelopen weekend ging de droom van veel kinderen (en hun ouders) in vervulling. Een dik pak sneeuw viel in (bijna) het hele land. Sneeuwballengevechten, sleetje rijden en sneeuwpoppen maken, gegarandeerd dikke pret. Ik heb het alleen niet zo op sneeuw. En toen ik dat deelde op Instagram vonden veel mensen dat toch bijzonder. Ik zal proberen uit te leggen waarom sneeuw en ik niet de beste maatjes zijn.

Voor het eerst op wintersport

Natuurlijk heb ik in mijn jeugd van die strenge winters meegemaakt waarop we volop sneeuw hadden en de sloten en zelfs de vaart helemaal bevroren waren. Gut, ik heb zelfs nog echt ‘ijsvrij’ meegemaakt. Waarbij de lange dagen op het dikke ijs aan het spelen waren. Schaatsen, sleeën en ijshockeyen om vervolgens echte koek en zopie te halen bij het kraampje dat ook op het ijs stond. In mijn jeugd ben ik nooit op wintersport geweest. Dat deed ik voor het eerst toen ik net 25 was. Ik deed een snowboardcursus op een rollerbaan, we deden een dagje Uithof en ik ging met goede moed (en wat spanning) richting Oostenrijk.

Wat een berg sneeuw

Ik weet nog heel goed dat het echt een hele belevenis was. We gingen met een groep van onze sportschool, met een vriendin waar ik later musical mee zou gaan doen, met een stel die later onze buurtjes zouden worden. Maar in ieder geval met bijna iedereen die al vaker op wintersport was geweest. Alleen ik en de eerder genoemde vriendin waren de groentjes. We gingen dus vol goede moed de stoeltjeslift in en stapten met een prachtige blauwe lucht uit om een blauwe piste te gaan nemen. De hele groep was al halverwege de piste en alleen wij stonden nog bovenaan. Allebei doodsbenauwd. Ik keek opzij. Mijn vriendin had de tranen in haar ogen staan. ‘Moppie, als je niet durft, gaat we gewoon weer terug met de lift. Je hoeft niets te doen wat je niet durft’. Ik zei het tegen haar alsof ik de meest verstandige was. Eerlijk? Ik was net zo bang om naar beneden te gaan. De enorme berg sneeuw overweldigde me enorm.

Eindelijk had ik het door!

We gingen uiteindelijk samen weer met de lift naar beneden en zochten die dag alleen nog maar babypistes uit. Sleepliftje naar boven, beetje glijden, bochtjes draaien en de feeling van echte sneeuw krijgen. De volgende dag durfden we al gelijk een stuk meer. Uiteindelijk vonden we op de laatste dag van onze trip een perfecte piste die voor ons, maar ook de meer gevorderden, leuk was. We gingen een aantal keer naar beneden en ik had ontzettende lol. Zo trots dat ik mijn angst overwonnen had en dat het zelfs heel goed ging. Natuurlijk hapte ik nog een paar keer flink sneeuw, maar daar kon ik vooral om lachen.

Die laatste had ik nooit moeten doen

Onderaan de piste keken we naar de tijd en zagen dat we nog net de mogelijkheid hadden om nog een keer naar beneden te gaan. Daarna moesten we gaan omkleden, wat gaan eten om om 18.00u de bus weer in naar huis. Ik was wel wat moe, maar ik ging toch mee. Op zo’n driekwart van de piste viel ik. Inmiddels was dat ook niks nieuws meer dus ik stond weer op, positioneerde me om weer verder te gaan en draaide mijn bochtje om weer naar beneden te kunnen. Op een onbewaakt moment verloor ik mijn evenwicht en viel ik vol op mijn gezicht en hoofd op de grond. En daar bleef ik liggen.

Met de helikopter naar het ziekenhuis

Hoewel ik me amper kon bewegen weet ik nog dat ik heel erg moest huilen. Ik had pijn. Ik hoorde mijn vriend roepen. Hoorde onze andere vrienden roepen. ‘Kom Kir, sta op. Dit is niet grappig’. Ze stonden zo’n 100 meter verder naar beneden. Ineens hoorde ik naast me: ‘Are you okay? Do you speak English? I’m a doctor’. Ik weet nog dat ik yes heb kunnen zeggen en dat mijn nek zeer deed. Op dat moment leek alles, behalve de stemmen, langs me heen gegaan. Ik hoorde hoe de dokter, die toevallig langs skiede, mensen opdroeg om de plek af te zetten met boards en ski’s. Hoe andere mensen vroegen of er hulp nodig was. Hoe mijn vriend geschokt naar me toe kwam rennen toen hij zag dat het menens was. En uiteindelijk de helikopter die me van de berg afhaalde en naar het ziekenhuis bracht.

In het ziekenhuis werden foto’s of een scan van mijn nek gemaakt, ik weet het niet meer precies. Ik werd aan een infuus gelegd met pijnstilling en er werd me verteld dat ik die nacht zou moeten blijven. Ik raakte in paniek, want onze bus naar huis zou om 18.00u vertrekken. Het was op dat moment een uur of 3. ‘Ik wil naar huis! IK WIL NAAR HUIS!’. De uitslag van mijn nek was ‘goed’. Er was niets gebroken of beschadigd, de term whiplash werd genoemd. In dat geval, wilde ik vooral heel graag naar huis. Na overleg en mijn paniekreactie over ons vervoer naar huis, ging de arts akkoord met mijn vertrek. We stapten om 17.00 een taxi in, die ons naar ons hotel zou brengen waar onze vrienden onze spullen inmiddels hadden ingepakt.

Dodemansrit

Ik lag half versuft van de pijnstilling op de achterbank. Mijn vriend stapte voorin. We hadden eigenlijk geen idee waar we met de helikopter terecht waren gekomen en ook niet hoe ver het rijden was. De taxichauffeur zei ons dat het normaal een uur rijden zou zijn, maar hij het wel in 45 minuten zou redden. Ik kon er niks meer tegenin brengen. En het was maar goed dat ik lag te spacen van de pijnstilling in plaats van dat ik naar buiten kon kijken. Volgens mijn vriend was dit het engste ritje dat hij ooit had meegemaakt. De taxichauffeur was natuurlijk ‘geoefend’ in het rijden door de sneeuw maar de snelheid waarmee hij over de gladde wegen reed, was gekkenwerk.

In de bus naar huis

We kwamen terug bij het hotel, waar de bus al stond te wachten. Ik werd binnen op een bankje geparkeerd, terwijl mijn vriend de spullen ging verzamelen. Ik hoorde mensen naast me nog zeggen: ‘Er is net iemand van die andere groep met de helikopter van de piste gehaald’. ‘Je moest eens weten!’, dacht ik nog. De rit naar huis was hels. Ik kon amper zitten, liggen was absoluut niet comfortabel en het duurde allemaal voor lang. Iedereen was wel superlief voor me. Zeker toen ook bij de andere groep in de bus bekend werd dat ik dus die ene van de helikopter was. Maar ik ben nog nooit zo blij geweest om thuis te komen.

Opgeven is geen optie

Hoewel het me ruim een jaar heeft gekost om weer een beetje mens te worden, en een auto-ongeluk 4 maanden later me ook niet veel goeds deed, vond ik de wil om drie jaar later toch nog een keer op wintersport te gaan. Dit keer met de vrienden die inmiddels onze buurtjes waren geworden. We boekten spontaan een prachtig chalet in Frankrijk, waar zij al eerder waren geweest. Leuk voor de kinderen ook, want er waren genoeg blauwe en prima rode pistes om lekker te oefenen. ‘Prima, wij gaan mee! En als ik dat board niet meer op durf, ga ik wel sleeën of zo.’

We hadden er echt enorm veel zin in. Ik liet winterbanden onder mijn auto leggen, ik huurde op de valreep nog even de verplichte sneeuwkettingen, we zorgden voor voldoende proviand voor onderweg en de Spotify playlist was gemaakt. Dit zou een feestje worden. Voor de nacht dat we zouden vertrekken werd er enorm slecht weer voorspeld. We reden rond 12 uur weg, in de hoop de volgende ochtend rond 11 uur bij het chalet aan te komen. Al liep dat wel even wat anders.

Autorit from hell

Het eerste gedeelte van de reis regende het enorm hard. Hoewel dat niet heel fijn rijden is, konden we op de Nederlandse wegen nog lekker doorrijden. In België gekomen werd het een heel ander verhaal. De wegen waren slechter, het regende nog harder en ik kan me nog een inhaalmanoeuvre herinneren waarbij ik het gas maar heb ingetrapt en mijn ogen dicht hebt gedaan om een vrachtwagen te passeren die zoveel water op mijn voorruit spatte dat mijn ruitenwissers hulpeloos waren. Toen we rond in de loop van de ochtend vlak voor Lyon reden, hadden we even contact met de andere auto. Even een kop koffie drinken en tanken, voordat we het laatste stukje van de reis af zouden maken.

Die koffiestop is onze redding geweest. Toen we namelijk niet veel later weer de weg op gingen, had er een paar minuten daarvoor een enorme kettingbotsing plaatsgevonden. De wegen waren compleet afgesloten en wij stonden ‘vooraan’ in de file. We stonden vlakbij een afrit waar we mensen omhoog zagen rijden met dezelfde snelheid weer naar beneden zagen glijden en ook op elkaar klapten. Stilstaan. In de sneeuw. Midden op de snelweg en je kunt geen kant op.

En dan sta je stil in de sneeuw

We hebben daar uren gestaan. In eerste instantie blijf je natuurlijk in je auto zitten. De motor draaide (gelukkig hadden we een volle tank) en je wacht tot alles weer gaat rijden. Maar om ons heen zagen we steeds meer mensen uit hun auto stappen. Vragende blikken. We hadden de radio aangezet, maar het Frans dat er werd gesproken ging te snel voor mijn middelbare school niveau. Uiteindelijk zijn we uitgestapt en heb ik in mijn beste Frans aan iemand gevraagd wat er aan de hand was. Met handen en voeten werden we op de hoogte gesteld wat er was gebeurd. En dat we voorlopig dus nog wel stil zouden blijven staan. Ik weet niet op welk moment we daar midden op de snelweg een sneeuwballengevecht hebben staat houden, maar het is in ieder geval gebeurd.

Toen we uiteindelijk weer konden gaan rijden, begon het al te schemeren. We reden een stuk maar stopten bij het eerste beste wegrestaurant om eerst wat normaals te gaan eten en bij te komen van deze rare middag. We hadden ook nog 3 kinderen bij ons, dus die hadden ook wel trek na dit avontuur. Het laatste stuk van onze reis reden we in het donker. Mijn vriend reed inmiddels, want ik was sowieso al geen held op de berg. Maar des te donkerder het werd, en we in een haarspeldbocht bijna de auto van onze vrienden de weg afgedrukt zagen worden door een touringcar die naar beneden kwam en de bocht te ruim nam, heb ik gillend in de auto gezeten. Ik was doodsbang.

Doodsbang in de auto

Huilend zat ik op de bijrijdersstoel, me vastklampend aan het portier. Me groot te houden omdat ik mijn vriend niet wilde afleiden maar de tranen stroomden over mijn wangen. Toen we na de zoveelste bocht begonnen te glijden riep ik nog: ‘Stop! Ik wil naar huis!’. Niet dat dat echt een optie was. We hadden overleg met de andere auto en zijn gestopt. Het glijden was echt erg geworden, zelfs met mijn winterbanden. De sneeuwkettingen moesten erom. Een taakje wat we nog niet hadden geoefend en dus ook niet direct lukte. Dus ik stond huilend naast de auto, te rillen van de kou en de vermoeidheid en we stonden maar te prutsen.

Toen het uiteindelijk was gelukt en we heel voorzichtig weer verder reden, bleek het nog maar 5 minuten rijden te zijn. Het was inmiddels half 12 ‘s avonds. We hadden bijna 24 uur in de auto gezeten voor een rit van zo’n 11 uur. Ik was ka-pot.

Het was overigens wel een fantastische vakantie

De vakantie was een gelukje. We hadden een week lang fantastisch weer en na wat vallen en opstaan vond ik zelfs het plezier in snowboarden weer terug. Oké, ik bleef alleen maar op die ene piste die goed ging, maar het was voor mij een enorme overwinning om weer met een lach naar beneden te gaan in plaats van met samengeknepen billen. We hadden het supergezellig met onze vrienden en de kinderen en het uitzicht was prachtig.

Prachtige plaatjes van de sneeuw

Maar wel met een rauw randje

We hebben er echt van genoten tot we op de laatste dag naar bericht kregen. Met de oudste zoon van onze vrienden (meervoudig gehandicapt) ging het niet goed. Hij was vanuit het logeerhuis naar het ziekenhuis gebracht en het ging niet goed. Op stel en sprong werd die avond hun auto nog ingepakt en reden ze naar huis. Ik heb die nacht amper een oog dichtgedaan. Vanwege de zorgen om hun zoon, maar ook omdat we allemaal de hele dag nog op de piste hadden gestaan en zij nu met hun 3 andere kinderen naar huis reden in het pikkedonker.

Het verlossende appje kwam die ochtend. Ze waren veilig, en snel, thuisgekomen en de situatie in het ziekenhuis was lang niet zo erg als hen werd voorgehouden. Wij zijn die ochtend op ons gemakt ook naar huis gereden. En hoewel ik de berg af doodeng vond, verliep de reis verder gelukkig goed.

En mensen vragen zich af waarom ik sneeuw niet tof vind…

liefs kirsten